Name: Ronald

Posts by Ronald Glasbergen:

    The Insult – Ziad Doueiri

    februari 8th, 2019

    The Insult - Ziad Doueri

    Over daders en slachtoffers.

    Regisseur Ziad Doueiri, die eerder camera assistent van Quentin Tarantino (‘Pulp Fiction’, ‘Jacky Brown’) was, maakte met de film ‘The Insult’ een klassieke rechtbankdrama. De aanleiding is klein, maar de emotionele inzet voor de betrokkenen is groot en op de achtergrond worden brandende kwesties in het Midden Oosten behandelt. Bovendien een vaardig gemaakte spannende film. Voer voor het brein voor hen die de regio een warm hart toedragen.

    Camour ligt 30 kilometer buiten Beiroet. De vader van de opvliegende Tony Hanna kweekte er bananen en bracht ze naar de markt. Tot in een week in 1976. Toen werd Camour toneel van de burgeroorlog en daarom groeide Tony Hanna (Abdel Karam) op in de stad Beiroet. Het is 2015 en in de stad waar Tony woont, is het allang weer vrede. Ook al is die soms betrekkelijk met zijn spanningen tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Om er enkele te noemen: er is de Kataëb, de militante beweging waar veel christelijke en maronitische Libanezen deel van uit maken, er is Hezbollah, er leven meer miljoenen vluchtelingen in het kleine Libanon.

    Er zijn dus altijd wel spanningen en demonstraties, voor de rest is het leven voor Tony Hanna niet slecht. Shirine (Rita Hayek) de vrouw van Tony is zwanger. Tony en Shirine hebben een aardige flat met dito balkon dat geen overbodige luxe is in dit Mediterrane klimaat. Tony sproeit zo nu en dan het balkon.
    Een toevallig passerende voorman van een bouwonderneming, krijgt wat water van het balkon in zijn nek. Hij besluit ongevraagd een afvoer aan te gaan leggen. Tony slaat vervolgens de afvoer kapot. De voorman roept iets lelijks en gaat weg. Tony dient een klacht in bij het aannemersbedrijf. De aannemer vraagt zijn voorman excuses aan te bieden.
    Kleine complicatie: de voorman heet Yasser en is van oorsprong Palestijnse vluchteling. Tony is aanhanger van de falangistische Kataëb. Zij en de Palestijnen waren aartsvijanden in de Libanese burgeroorlog die duurde van 1975 tot 1990. In de schermutselingen tussen Yasser (Kamel el Basha) en Tony die volgen gaat het verder dan alleen lelijke scheldpartijen. Er zijn geen excuses en Tony stapt naar de rechtbank die de zaak ontvankelijk verklaard. Daar blijft het niet bij. De zaak wordt opgepikt door mede en tegenstanders van de groepen waar Tony en Yasser -per definitie- deel van uitmaken. Er wordt voor en tegen gedemonstreerd.

    The Insult - Ziad Doueri

    Kranten en internationale media berichten erover. Het conflict over een balkonafvoer wordt een zaak van nationaal belang. Het maakt de zaak van Tony en de aangeklaagde Yasser er niet simpeler op.
    En dit is, zoals haast het hele Midden Oosten, het voormalig Byzantium: niet alles is wat het lijkt. In dit klimaat, onder deze omstandigheden, kunnen de rollen van dader en slachtoffer op vele manieren uitgelegd worden.
    Ziad Doueiri kwam trouwens zelf in moeilijkheden door de film. Politieke tegenstanders van de inhoud van de film zochten en vonden een excuus om hem het leven zuur te maken naar aanleiding van de film. Het is 2018 en allang weer vrede, tot de volgende crisis.
    ‘The Insult’ was vorig jaar, ondanks of dankzij de perikelen rond de film, de officiële inzending van Libanon naar de Oscars.

    ‘The Insult’ van Ziad Doueiri draait zaterdag 16 februari om 14.30, éénmalig in de Centrale Bibliotheek op de vierde verdieping als onderdeel van de reeks ‘Films uit de periferie van Europa’. De toegang is gratis. De film wordt om 14.00 uur ingeleid door de schrijver van dit stukje.

    Reageren uitgeschakeld

    Leviathan – Andrey Zvyagintsev

    december 20th, 2018

    recensie ‘Leviathan’ – Andrey Zvyagintsev

    ‘Kunt gij de Leviathan ophalen met een vishaak? Of laat zijn tong zich met een touw bedwingen?’ Nikolaj, de held uit de film ‘Leviathan’ van Zvyagintsev krijgt raad van een priester. Hij vroeg hem of het God’s bedoeling was dat zijn geliefde zou sterven. De priester antwoordt met een citaat uit de Bijbel. Job is daar net als Nikolaj de man die zonder veel zonden te begaan, ramp op ramp te verduren krijgt.

    De ramp die Nikolaj het eerst zal treffen is dat de corrupte burgemeester van het stadje aan Noordelijke Barentszee een geschenk aan zijn kiezers wil laten doen in de vorm van een kerk. De locatie die hij op het oog heeft, is die waar het huis staat waar Nicolaj met zoon Romka (Sergey Pokhodaev) en vrouw Lilya wonen. Personen en drama genoeg in deze film, die door Andrey Zvyagintsev zelf omschreven wordt als komedie, waar ‘op het einde niemand meer lacht’. Minstens even belangrijk in die ‘komedie’ is het is het landschap, waar het uitgestrekte Euraziatische continent ophoudt (bij de stadjes Kirovsk en Teriberka) en de Noordelijke IJszee begint, dat hard, hoog en ruig, ook in de zomer een soort onverbiddelijkheid heeft. Gods wegen zijn ondoorgrondelijk, zegt de dorpspriester tegen Nikolaj, en die God zou makkelijk dat landschap kunnen zijn.

    recensie ‘Leviathan’ – Andrey Zvyagintsev

    Filmer Andrey Zvyagintsev (1964) groeide op in het Siberische Novosibirsk, ging daar naar de theaterschool om acteur te worden. Hij zette zijn werk en studie als acteur voort in Moskou tot hij eind jaren negentig de kans kreeg een drietal TV episoden te regisseren. In 2000 maakte hij zijn eerste speelfilm ‘De terugkeer’ (‘The Return’ / ‘Vozvrashchenie’) over twee broers die onverwacht door hun lang verdwenen vader op sleeptouw worden genomen. De film kreeg meerdere onderscheidingen waaronder een ‘Gouden Leeuw’ in Venetië. Ook zijn volgende films zijn alleen onderscheiden. ‘Leviathan” kreeg een Golden Globe, was genomineerd voor een Oscar en kreeg in Cannes een Gouden Palm voor beste scenario. ‘Leviathan’ is van de vijf speelfilms die Zvyagintsev tot nu toe maakte – de laatste was ‘Loveless’ (2017) over een jongetje dat in de echtscheidingsperikelen van zijn ouders verloren raakt- de film die het meest als kritisch over de constellatie staat, kerk, corruptie te lezen is. Die lezing had ik de Russische minister van cultuur, Vladimir Medinsky, noemde de impliciete kritiek op de Russch Orthodoxe kerk, die hij in de film zag, alle perken te buiten gaan.

    De burgemeester (Roman Madyanov) heeft de rechtelijke macht en de politie van het plaatsje stevig in zijn zak. De kerk steunt hem daarin en de burgemeester laat niet na die macht met hetdoel verrijking van hem en de hem getrouwen, ook illegaal en met geweld te gebruiken. Nikolaj (Aleksey Serebryakov) laat het er niet bij zitten en haalt er zijn oude vriend Dmitriy (V.Vdivichenkov), een jurist uit Moskou bij. Het lijkt te gaan helpen en de advocaat boekt enig succes. Een jachtpartij en de tussenkomst van Lilya (Elena Lyadova), de jongere vrouw van Nicolaj, compliceert de verhouding tussen de twee vrienden. Zoon Romka zoekt zijn heil bij vrienden aan de baai. De drank biedt Nicolaj, we zijn in een Slavische wereld, waar drank een integraal vaak ruim bemeten deel van het leven uitmaakt, maar tijdelijk soelaas. Hobbes schreef in 1651 dat burgeroorlog en de strijd van alleen tegen allen alleen vermeden kon worden door een sterke onverdeelde regering, de Leviathan uit de titel van zijn boek. De ironie is natuurlijk dat een sterke regering eenheid kan aanbrengen maar ook kan onderdrukken.

    recensie ‘Leviathan’ – Andrey Zvyagintsev

    Voormalig acteur Zvyagintsev, haalde zijn aanvankelijke inspiratie uit het verhaal van Marvin John Heemeyer, de Amerikaan die zijn bulldozer tot tank ombouwde om daarmee de gemeenschap te lijf te gaan, maar ondanks de ontegenzeggelijke eenvoud van het verhaal, is Nicolaj niet met Heemeyer te vergelijken. hij heeft geduld tegenover het monster, de ‘Leviathan’ die alles en iedereen dreigt op te slokken. Met hulp van de fotografie van Mikhail Krichman en goede acteurs als Lyadova maakte Zvyagintsev opnieuw een magistrale film.

    ‘Leviathan’ draait op zaterdag 22 december oktober om 14.30, éénmalig in de Centrale Bibliotheek op de vierde verdieping als opening van de reeks ‘Films uit de Periferie van Europa’. De Toegang is gratis. De film wordt om 14.00 uur ingeleid door Ronald Glasbergen.

    recensie ‘Leviathan’ – Andrey Zvyagintsev

    Reageren uitgeschakeld

    Bacalaureat – Christian Mungiu

    oktober 23rd, 2018

    Bacalaureat - Christian Mingui

    ‘Bacalaureat’ of de chaotische wereld van alledag.

    De twee voorgaande films van de in 1968 geboren Christian Mungiu ‘Beyond the Hills’ (2012) en ’4 Months, 3 Weeks and 2 Days’ (2007) wonnen veel prijzen op festivals waaronder de Gouden Palm in Cannes. Zijn laatste film ‘Bacalaureat’ ofwel ‘Graduation’ uit 2016, past opnieuw de vooral in zijn film uit 2007 ontwikkelde mis en scene en regie technieken toe: alles vóór de camera moet echt kunnen zijn, moet de twijfels, ambivalenties van de personages zo gedetailleerd weergeven dat de toeschouwer er als het ware midden inzit.

    Romeo Aldea (Adrian Titieni) is ziekenhuisarts in een Roemeense provinciestad. Zijn enig kind Eliza (Maria Dragus) is bijna achttien. Ze heeft het meeste van haar eind examen erop zitten. Het resterende deel, een tentamen in haar eigen taal, is een formaliteit. Het is de droom van haar vader dat ze gaat studeren, dat ze het beter krijgt dan hij, met zijn leven als arts in een Roemeense provinciestad. Eliza heeft al een beurs gekregen voor een prestigieuze universiteit in Groot Brittannië. Dan steekt het noodlot een spaak tussen de wielen.

    Bacalaureat - Christian Mungiu

    Zo vertelt lijkt het een gewoon ‘plot-driven’ verhaal. Er gebeurt iets, iets anders komt er tussen, het gevolg is dat en dat. Maar zo gaat het niet -althans niet precies- in de films van de Roemeense filmmaker Christian Mungiu. Voor dat het noodlot toeslaat, en dat doet het, komt er gewoon een steen door de ruit van de woonkamer van Aldea. Geen dader te bekennen. Zoiets is verontrustend, evenals als een hond die plotseling oversteekt voor de auto van Romeo. Hij denkt hem aangereden te hebben. Maar als hij uitstapt vind hij het dier niet. Vreemde gebeurtenissen die zouden passen in het sadistisch universum van WF Hermans, in een wereld waar de mens vergeefs orde probeert te scheppen en er is nog niets echt gebeurd.
    Het zijn echter wel gebeurtenissen die iets van de geestesgesteldheid van de vijftigjarige Romeo weerspiegelen. Romeo, een gewone Roemeense naam die toevallig overeenkomt met de held van één van de stukken van Shakespeare. Romeo die half gescheiden leeft van de moeder van Eliza, die een buitenechtelijke relatie heeft en die een buikje begint te ontwikkelen. Het is allemaal nog in de opening van de film die ons ook iets van het Roemeense Transylvanie laat zien. Een provincie die ergens in limbo tussen hemel en hel lijkt te hangen. Tussen het nieuw gevonden consumentisme en liberalisme van de post Ceausescu tijd en de nieuwe corruptie die vaak niet zoveel verschilt van de oude onder de dictatuur van de heilstaat. Filmer Mungiu vertelt het vooral met beelden die er voor wie nog niet gewend is, aanvankelijk toevallig en documentair uitzien. En daarin ligt zijn meesterschap.

    Bacalaureat - Christian Mungiu

    De details in de film laten – citaat van de filmer – “soms evenveel zien als het hele overkoepelende verhaal”. Sterker nog, het bijzondere van cinema ligt voor de filmer, een voormalige journalist, juist in de details die louter en alleen maar door film zichtbaar kunnen worden. Ze geven met de woorden van de filmmaker “een ongrijpbaar gevoel, een ondoorzichtige mentale toestand weer, die niet in woorden te vatten is”. Film is voor hem een uniek medium, te vergelijken met taal of muziek, met eigen specifieke uitdrukkingsmiddelen. Film is bij uitstek toegerust om de werkelijkheid van-voor-de-camera in al haar details, schakeringen en geluiden, haar eigen verhaal te laten vertellen.
    Niet voor niets bedienen Mungiu en andere filmers van wat wel de Roemeense New Wave genoemd wordt, mensen als Cristi Puiu maker van ‘De dood van Mr Lazarescu’ (2005) of Corneliu Porumboiu ‘Police, Adjective’ (2009) zich van deels dezelfde methoden die ook de Italiaanse neorealisten of de Belgische sociaalrealisten Luc en Jean-Pierre Dardenne (tevens co-producenten van Bacalaureat) gebruiken: the long-take en deep space. Dat zijn beide filmische middelen om de actie zo veel mogelijk ongehinderd door montage voor de camera te laten plaats vinden en die daarom ook heel geschikt zijn om de indruk te geven van een soort observerende cinema.
    De filmmakers van de Roemeense Nouvelle Vague excelleren daarin en in het bijzonder Mungiu weet ook die wijze van filmen harmonisch met zijn plot te verbinden.
    We zijn nog steeds in het begin van de film ‘Bacalaureat’. De dochter van Romeo moet de volgende dag haar laatste examen doen. In het vak Roemeens. Net voor haar laatste tentamen wordt Eliza op straat overvallen. Haar toekomst en de dromen van haar vader lijken in duigen te vallen. Mooi schema voor een drama en Mungiu weet dat. Hij vindt ook dat de werkelijkheid, die hele constellatie van mensen dieren , instanties, culturen en emoties te groot is om in een dergelijk schema gevangen te worden. Daarom ontwikkelt hij zijn eigen middelen om die wezenlijk ongrijpbare werkelijkheid te vangen. Inclusief de het innerlijk leven van zijn protagonisten. Daarin ligt de kracht van zijn cinema en van zijn ‘Bacaluareat’.

    De film ‘Bacalaureat’’ van Christian Mungiu uit 2016 draait zaterdag 27 oktober om 14.30, op de vierde verdieping van de Centrale Bibliotheek. De film is de eerste van een maandelijkse reeks ‘Movies from the Periphery“ / ‘Films uit de periferie van Europa’. De toegang is gratis.
    De film wordt om 14.00 uur ingeleid door de schrijver van dit stukje

    Reageren uitgeschakeld

    The Usual Suspects – Brian Singer

    juni 15th, 2018

    The Usual Suspects - Brian Singer

    The Usual Suspects en de kwestie van de betrouwbare verteller

    ‘Grúwelijke film’ is het spontane commentaar bij de kapperszaak in de Boomgaardstraat als de film ‘The Usual Suspects’ (Brian Singer, 1995) even ter sprake komt. Het ‘gruwelijk’ is een compliment en heeft weinig gruwel maar alles met de impact te maken. Vijf boeven geleid door een onzichtbaar kwaad genius beginnen aan een schier onmogelijke opdracht. De film draait 26 juni éénmalig in Cinema Waalse Kerk, maar nu eerst de kwestie:

    De film kreeg twee Oscars en de ensemble cast met Kevin Spacey, Gabriel Byrne, Stephen Baldwin Kevin Pollak, Benicio Del Toro, Chazz Palminteri, Pete Postlethwaite mag er wezen. Maar toen de film uitkwam was de kritiek verdeeld. Janet Maslin de toenmalige criticus van de New York Times was lovend. Evenals het publiek, dat deelde de mening van de jonge mannen bij de kapper begin juni 2018. Het tijdschrift RollingStone was evenzeer enthousiast: ‘The Usual Suspects is the freshest, funniest and scariest crime thriller to come along since Pulp Fiction’, ‘The Usual Suspects is de meest frisse, grappigste en meest beangstigende thriller sinds ‘Pulp Fiction’’. De verwijzing naar Tarantino’s film uit 1994 is een groot compliment. ‘Gruwelijke film’ dus.

    Niet voor Roger Ebert (1942-2013) de legendarische filmcriticus van van de Chicago Sun-Times. Ebert trok de film niet: ‘I prefer to be amazed by motivation, not manipulation’, ‘ik wil verbaasd worden door beweegredenen van mensen, niet door manipulatie’. Ook als je een liefhebber van ‘The Usual Suspects’ bent is het interessant om Ebert een stukje in zijn nogal vernietigende kritiek te volgen. De grote criticus zegt dat de film beter was geweest als de nadruk op karakter ontwikkeling van de personages had gelegen in plaats van op de wijze waarop het verhaal verteld wordt. Meestal ging Ebert niet in de schoenen van de filmmakers staan, hier deed hij dat wel. Ebert was duidelijk kwaad over de film. Niet alleen kwaad omdat hij zich gemanipuleerd voelde maar ook omdat de personages onvoldoende diepte hadden. Ebert’s tweede verwijt -motivatie of diepte van de personages is niet onterecht. ‘Maar’, kan je tegenwerpen, ‘The Usual Suspects’, is een geen high drama, het is een thriller. Dan het eerste verwijt: manipulatie.

    The Usual Suspects - Brian Singer

    Wat is er aan de hand? Scenarist McQuarrie (‘Valkyrie’) en regisseur Singer (‘X-Men’) maken gebruik van wat in de literatuurwetenschap wel de ‘onbetrouwbare verteller’ wordt genoemd. ‘Baron Münchhausen’ of ‘American Psycho’ (Bret Easton Ellis) zijn klassieke voorbeelden van zo’n unreliable narrator. Een ander is ‘Life of Pi’ van Yann Martel waarin Piscine Molitor Patel,, ofwel Pi, de held van het verhaal een hele menagerie bij elkaar verteld over zijn verschrikkelijke zeereis (in 2001 verfilmd door Ang Lee). ‘Der Blechtrommel’ (Grass, 1959 / Schlöndorff. 1979) en ‘Fight Club’ (Palahniuk / Fincher, 1999) zijn andere voorbeelden, evenals ‘Shutter Island’ (Delahane , 2003 / Scorsese, 2010). Het aantal voorbeelden kan moeiteloos uitgebreid worden en veel onbetrouwbare vertellers zijn er niet op uit de luisteraar te misleiden. Teddy Daniels de held uit ‘Shutter Island’, de Rebecca uit het gelijknamige boek (Du Maurier) en film (Hitchcock ) en de lustbezeten held uit Nabokov / Kubrick’s ‘Lolita’, geloven zelf in hun verhaal.

    In ‘The Usual Suspects’ wordt de bloedstollende toedracht vertelt in een lange reeks flash-backs gezien door de ogen van een ondergeschikt bendelid (Kevin Spacey) aan de hem verhorende rechercheur (Chazz Palminteri). In cultuur, kunst, retorica en nog veel meer categorieën uit de ons omringende werkelijkheid zijn tot op zekere in zekere mate als manipulatie te benoemen. Belangrijk zijn de context en de conventies die we afgesproken hebben over wat toegestaan is of niet. Zeker in kunst, literatuur, muziek en film kan manipulatie an sich, geen verwijt zijn.

    Intussen maakte het enthousiasme van het publiek dat de film een veelvoud opbracht van de zes miljoen dollar die hij kostte. Kevin Spacey recent in opspraak geraakt in de reeks #MeToo beschuldigingen, kreeg in 1996 een Academy Award voor zijn rol in de film. Christopher McQuarrie kreeg voor zijn scenario eveneens een Oscar. En de meeste recensenten werden niet kwaad om de film. Ze raakten gefascineerd door het knappe netwerk van misleidingen dat de vertellers spannen en door het spel van Spacey, Del Toro, Palminteri en Byrne.

    Vergeleken met de bovengenoemde elementen is het feit dat de film grotendeels in de haven van Los Angeles speelt, goed voor 1/5 van de goederen die de VS binnenkomen, ondergeschikt.

    ‘The Usual Suspects’ maakt deel uit van een reeks films spelend in wereldhavensteden, vertoond in Cinema Waalse Kerk. De voorfilm ‘Gasfabriek’ is een korte stomme film uit historische Rotterdam die muzikaal wordt begeleid door Maciej Domaradzki. Voor- en hoofdfilm worden kort ingeleid door de schrijver van dit stukje. Adres: Pierre Baylestraat 1, 3011 BH (aan de Schiedamse Vest).
    De datum: Dinsdag 26 juni 14.00 uur. Einde circa 16.30.

    The Usual Suspects - Brian Singer

    Reageren uitgeschakeld

    City of God – Fernando Meirelles

    februari 16th, 2018

    City of God

    ‘Cidade de Deus’: opgroeien tussen kogels en drugs

    De Braziliaans film ‘Cidade de Deus’ -spreek uit Sidade de Dee-oes, Engels ‘City of God’- sloeg in 2002 in als de bliksem. In flitsende montage, gebracht door aangenaam sterk geacteerd, soms piepjonge, onbekende acteurs wordt het verhaal vertelt van drugshandel in de favela’s van Rio de Janeiro en hoe die jongeren in een cyclus van extreem geweld mee kan slepen naar de ondergang. Een tragisch verhaal dat is gebaseerd op feiten, in de film smakelijk vertelt en toch -al heeft de film de betrokkenen geen windeieren gelegd- geen ‘exploitatiefilm’.

    Eén van de redenen dat ‘City of God’ zo goed evenwicht weet te houden is te zien op de making of van de film. Die heet ‘Officina dos Atores’ ofwel acteurswerkplaats en laat zien hoe de regisseurs via advertenties aanvankelijk zo’n 2000 jongeren uit de favela’s wisten op te trommelen en na een reeks audities met een kern van enkele tientallen aan de slag ging. Die kern waaronder de meeste latere acteurs en figuranten kregen gedurende vijf maanden dagelijks acteertraining. Aanvankelijk alleen van speciale acteurstrainers zoals Guti Fraga en Fatima Toledo, daarna kwamen ook de enkele professionele acteurs erbij en de twee regisseurs. Het doel van de makers was de atmosfeer van het gelijknamige boek ‘Cidade de Deus’ zo goed mogelijk te benaderen. Fraga, Toledo en de regisseurs lieten de jongeren en kinderen zo veel mogelijk hun eigen woorden gebruiken. Ze kregen dus geen uitgeschreven dialogen te repeteren, ze moesten het doel van de scene in het oog houden en daarbij hun eigen woorden, beeldspraak ‘stem’, vinden.

    City of God

    Op dat moment succesvol reclamefilmer Fernando Meirelles (1955) had in 1997, kort na verschijnen, de filmrechten van het boek gekocht. De schrijver van het boek Paulo Lins, woonde vanaf zijn zevende in de favela Cidade de Deus, dat ook de titel van boek en latere film was. De Stad van God die gebouwd was om Brazilianen te huisvesten die dakloos waren geworden door overstromingen, was in de loop van de jaren zestig en zeventig door vuurwapens, drugs en het makkelijke moorden meer een Stad van de Duivel geworden. Lins woonde er vanaf 1965 en evenals Rocket, één van zijn hoofdpersonen ontsnapt Lins aan de ergste uitwassen van de drugshandel. Hij gaat studeren en schrijft tijdens zijn studie antropologie een werkstuk over misdaad in de favela waar hij opgroeide. Daarop baseert hij zijn boek en daaruit wordt eind jaren negentig het scenario ontwikkeld.

    Meirelles wilde zijn film ook in de favela laten spelen, maar kende die zelf nauwelijks. Hij zoekt zoals vaker in de Braziliaanse cinema van dat moment gebeurde samenwerking met een andere regisseur die dat wel heeft: Kátia Lund. Ze is geboren in 1966, kind van Amerikaanse ouders die naar Brazilië gemigreerd zijn, opgegroeid in Sao Paulo en is vanaf 1990 betrokken bij het regisseren van film, onder andere bij Walter Salles terecht veel gelauwerde film ‘Central do Brasil’ (1998) over een gepensioneerde lerares die samen met een jongetje op zoek gaat naar diens vader.

    City of God

    In 1996 produceerde ze een videoclip van Michael Jackson die in Dona Marta, een favela in het zuiden van Rio de Janeiro werd opgenomen. Tijdens de productie kwam ze in aanraking met gangs en drugshandel in de wijk en raakte zo gefascineerd dat ze er samen met João Moreira Salles, broer van de intussen beroemde regisseur Walter Salles een indrukwekkende documentaire over maakte: ‘News from a private war’. Die film kwam uit in 1999. Lund kon filmen, kende de favela’s én de drugswereld waar het boek over gaat. Wie haar documentaire (Notícias de uma Guerra Particular’ integraal op Youtube) ziet, herkent veel van de latere ‘City of God’ van Meirelles en Lund, ook in de stijl, snelle montage, docementair aandoende maar intussen zorgvuldig gecomponeerde beelden.

    De voor dat moment nieuwe en scherpe analyse van kinderen in favela’s die door verschillende redenen maar bovenal verwaarlozing thuis, corruptie van de overheid inclusief politie en agressieve elkaar letterlijk dood concurrerende jonge boeven, het slachtoffer worden van een meedogenloze omgeving wat voor reden, raakte door de sterke casting, de snelle montage en het korrelige documentair aandoende camerawerk een groot publiek. De film was na een jaar productie en talloze montage versies bij uitkomen een groot succes, nationaal en internationaal. De film won talloze prijzen en kreeg vier Oscarnominaties voor beste camera van César Charlone, voor editing Daniel Rezende, voor scenario van Bráulio Mantovani en voor regie voor Fernando Meirelles. Een kleine smet was dat Kátia Lund, omdat ze als co-director op de rol stond, niet voor de Oscars genomineerd was. Ze trok er zelf niet al te zwaar aan. Dat maakt trouwens de nominatie voor Meirelles niet minder verdiend. Jammer is wel dat er bij de Oscars geen prijs voor gezamenlijke cast is, die zou ‘City of God’ naast andere terechte nominaties zeker verdiend hebben.

    ‘City of God’ / ‘Cidade de Deus’ van Meirelles en Lund draait zaterdag 24 februari om 14.30, éénmalig in de Centrale Bibliotheek op de vierde verdieping als onderdeel van de korte reeks films ‘The Last Picture Show’. Toegang is gratis. De film wordt om 14.00 uur ingeleid door de schrijver van dit stukje.

    City of God

    Reageren uitgeschakeld

    The Assassin – Hou Hsiao Hsien

    januari 18th, 2018

    The Assassin – Hou Hsiao Hsien

    De film ‘The Assassin’ is een zeldzame vogel in het oeuvre van Hou Hsiao Hsien. De filmmaker die samen met Edward Yang de Taiwanese New Wave inhoud gaf en daarmee de harten van vele filmliefhebbers veroverde, maakte niet eerder een film waarin de Chinese vechtkunst een centrale rol speelt. ‘The Assassin’ is een martial arts film gemaakt door een moderne grootmeester over een zwaardvechtster (Qi Shu) in opdracht, binnen een cultuur waar loyaliteit absoluut is.

    In haast alle films van Hou Hsiao Hsien staan het eiland Taiwan en haar uniek recente geschiedenis centraal. Na vijftig jaar Japanse bezetting van 1895 tot 1945 heeft de lokale bevolking, anders dan het Chinese vasteland, gemengde gevoelens over het gedwongen vertrek van de circa twee miljoen Japanse burgers in ’45. Er was niet alleen opluchting, de Japanners hadden moderniteit, zoals een uitgebreide infrastructuur gebracht. Ze verzuimden wel iets aan een eigen Taiwanese filmindustrie te doen, iets wat ze wel in het bezette Korea deden.

    Mainland China werd na 1945 verder door oorlog verscheurd. Japan was verslagen maar nu was er burgeroorlog tussen Maoisten en de Nationalisten. Die laatsten waren door hun verbondenheid met de geallieerden als overwinnaars uit de strijd tegen Japan gekomen. Taiwan werd ‘voorlopig’ aan de nationalisten toebedeeld. De Maoisten wonnen en miljoenen Chinezen vluchtten van het vasteland naar het eiland Taiwan. In 1949 vestigden de Nationalisten onder Chiang Kai-shek zich op Taiwan. Hun idee was dat ze maar tijdelijk op het eiland zouden zijn: ze wilden geheel China terugveroveren. Het Westen steunde hen. Het Kwomintang regime van Taiwan was nog tot 1971 permanent (veto-) lid van de Veiligheidsraad. Toen werden ze in de VN weggestemd.

    The Assassin – Hou Hsiao Hsien

    Vanaf 1949 tot 1987 heerste op Taiwan de staat van beleg. Alle burgerlijke vrijheden waren ondergeschikt aan het krijgsrecht. In diezelfde periode industrialiseerde Taiwan snel en wist het door een slimme mix van beschermende maatregelen en exportbevordering ook de vruchten van de industrialisatie te plukken. Toen in de loop van de jaren tachtig door een langzame dooi van het militante regime de teugels van de culturele censuur langzaam gevierd werden konden ook de Taiwanese publiek en haar cinema daarvan de vruchten plukken. Het regime intussen kon –zowel met het oog op de export als op de geopolitiek- een beter imago goed gebruiken.

    In 1987 wordt, na 38 jaar, de staat van beleg opgeheven. In de loop van het de jaren tachtig ontspande het regime al de filmcensuur. Zo konden Hou Hsiao Hsien (1947), zoon van leraar uit Shanghai die om gezondheidsredenen naar Taiwan was verhuisd en de eveneens in Shanghai geboren Edward Yang (1947-2007) begin jaren tachtig hun eerste speelfilms maken als deel van wat ‘The New Taiwanese Cinema’ zou gaan heten. Hou Hsiao Hsien kreeg zijn eerste kans om speelfilms te maken uit de hoek van de muziekindustrie, in zijn eerste drie films in de jaren tachtig spelen bekende popsterren een hoofdrol.

    Het was een tijd dat Taiwan overstroomt werd door op eigen bodem gemaakte films, gemaakt naar het voorbeeld van kostuumopera’s, komedies en martial-arts films uit Hong Kong. Voor die tijd was de meeste film propaganda en exploitatiefilm in stond de filmproductie onder toezicht van de staatsgecontroleerde CMPC (Central Motion Picture Corporation). Dan verandert het beleid. De CMPC moet zichzelf bedruipen. Door de toegenomen welvaart neemt het bioscoopbezoek toe. Hogere opleidingen zorgen voor een andere smaak bij het publiek. In dat klimaat krijgen Yang en Hou Hsiao Hsien de kans. (Het was de in Amerika opgeleide Yang die Hou voor het eerst een film van Pasolini, late erfgenaam van het neo-realisme, liet zien.) Later zullen filmers als Tsai Ming-liang (1957) en Ang Lee (1954) volgen. Die laatste ging trouwens Hou al in 2000 voor met eveneens een film buiten de Taiwanese New Wave de wuxiafilm- ‘Crouching Tiger, Hidden Dragon’.

    In 1989 kon Hou ‘Çity of Sadness’ maken. Een film die -wegens censuur en staat-van-beleg- tien jaar eerder op Taiwan ondenkbaar zou zijn geweest. ‘Çity of Sadness’ gaat over de bloedige onderdrukking van de militante autochtone oppositie tegen het nieuwe regime op 28 februari 1947, een datum in Taiwan bekend staat als het ‘2.28 Incident’. Daarbij vielen tussen de tien en mogelijk twintigduizend doden. De speelfilm ‘City of Sadness’ volgt een familie in een kleinere stad die betrokken is bij de toenmalige opstand tegen het regime rond dit traumatische moment in Taiwan’s recente geschiedenis.

    Anders zijn Hou’s recentere films zoals ‘Millenium Mambo’ (2001), een melancholiek verhaal over het leven in de eigentijdse metropool Taipei of het onvolprezen drieluik ‘Three Times’ (2005) waarin hetzelfde liefdespaar drie perioden van de geschiedenis mede gestalte geeft. Filmmaker Barry Jenkins (‘Moonlight’) nam er een voorbeeld aan en sprak er zijn bewondering voor uit.

    ‘The Assassin’ uit 2015 moge voor Hou nieuw zijn qua onderwerp, gelukkig voor de liefhebbers van zijn cinema, is zijn stijl, zijn manier van de handeling in beeld brengen, dat niet. Hou tovert ver van zijn eiland Taiwan -een groot deel van de film is in midden China opgenomen- dezelfde sprookjesachtige landschappelijke tableaus tevoorschijn die we van hem kennen uit eerdere films. Taferelen die refereren aan de Chinese schilderkunst, aan het circulaire karakter van oosterse cultuur en in deze film voor het eerst ook aan een legendarische oudheid en aan de Chinese vechtkunst. Wie erg hard wil, kan er bovendien een metafoor voor de vroegere strijd tussen de Kwomintang en de Volksrepubliek in lezen.

    ‘In a time to live, a time to die’ uit 1985 vertelt Hou Hsiao Hsien het verhaal van zijn eigen jeugd op Taiwan. Zoals hij in veel films die hij maakte, direct of indirect over zijn eigen leven of in ieder geval over de geschiedenis en van de levens die hij en zijn scenaristen kennen, die van het platteland van Taiwan en de grote stad Taipei. Vaak speelt Japan ook een belangrijke rol. Hou Hsiao Hsien is een bewonderaar van de klassieke Japanse film van Kurosoawa, Misoguchi en vooral Jusujiro Ozu. Hou’s film ‘Cafe Lumiere’ is een nadrukkelijke hommage aan Ozu en doet her en der sterk denken Ozu’s ‘Tokyo Story’ (1953). De gebeurtenissen en details vóór de camera nemen grotendeels de rol van beweging van de camera over. In het beeld gebeurt alles met scherp oog voor detail, maar zonder al te veel close–ups.

    The Assassin – Hou Hsiao Hsien

    Dat en de precieze beschouwelijke kadrering waarmee Hou zijn landschappen observeert, leverde wonderschone beelden op, in zijn vroege films en in zijn latere, zijn laatste: de voor Hou a-typische martial arts film ‘The Assassin’ uit 2015. A-typisch of niet ‘The Assassin’ won wel de, zeker op Taiwan, felbegeerde onderscheiding ‘beste regisseur’ op het Filmfestival van Cannes.

    ‘The Assassin’ draait op zaterdag 27 Januari om 14.30, éénmalig in de Centrale Bibliotheek op de vierde verdieping als onderdeel van de korte reeks films ‘The Last Picture Show’. Toegang is gratis. De film wordt om 14.00 uur ingeleid door de schrijver van dit stukje.

    Reageren uitgeschakeld

    The Last Picture Show – Peter Bogdanovich

    december 20th, 2017

    Last Picture Show - Peter Bogdanovich

    De jaren vijftig als rolmodel.

    Het verhaal is dat van Sonny en Duane, twee vrienden uit het laatste jaar van de middelbare school in een klein provinciestadje in Texas. Ze worden gespeeld door Tomothy Bottoms en Jeff Bridges die beiden dan nog totaal onbekend zijn. Hun tijd buiten school brengen ze door in de poolhal, de snackbar en de bioscoop. Alle drie zijn eigendom van Sam the Lion gespeeld door bekend westernacteur Ben Johnson. Het is begin jaren vijftig. De Koreaoorlog ligt om de hoek op de loer maar dat weet niemand nog.
    Het verhaal gaat over de eerste liefdes, over een wereld die ontdekt moet worden door wie er nieuw rondloopt en over een oude wereld die weerbarstig weerstand biedt en nergens illusies over heeft. En over een derde wereld, die van mensen als Sam the Lion, wiens bezittingen oud een vervallen zijn maar die evenals een dappere middelbare schoolleraar gespeeld door John Hillerman die Engelse literatuur onderwijst, natuurlijke morele autoriteiten zijn in dit materialistische universum. Hun rollen en de vele overige bijrollen zijn sterk bezet, Ellen Burstyn als de illusieloze moeder van Jacy (Cybill Shepard) het meisje waar alle jongens verliefd op zijn. Cloris Leachman als de ongelukkige echtgenote van een pummelige gymleraar, Sam Bottoms als de verstandelijk beperkte jongen Billy die door Sonny en Duane in bescherming is genomen.

    Last Picture Show - Peter Bogdanovich

    De film wordt gemaakt door Peter Bogdanovich in 1971. Het is zijn tweede speelfilm. Bogdanovich (1939, New York) schreef het script op basis van het gelijknamige boek van Larry McMurtrie. Hij vroeg hulp aan ervaren filmrot Samuel Fuller waarmee hij bevriend was. Die wilde geen credits hebben maar bracht zo vertelt Bogdanovich later wel uitstekende verbeteringen aan. Dan begint de casting en het zoeken van een geschikte stadje in Texas dat het fictieve Anarene uit script kan vertolken. Na lang zoeken komen ze uit in noordwest Texas in Archer City. Het stadje is geknipt voor de film. Geen wonder want McMurtrie zo ontdekken ze wat later had er zijn boek op gebaseerd. Voor de rol van Sam the Lion wilde Bogdanovich beslist Ben Johnson hebben, die weigerde drie keer, toen wist Bogdanovich hem eindelijk te overreden, hij voorspelde Johnson dat hij met deze rol een Oscar zou winnen. Een nogal gevaarlijke speculatie gezien de kansen op Oscars, maar de voorspelling zou uitkomen: Johnson kreeg een Oscar voor zijn rol als Sam evenals Leachman. De film zou acht maal genomineerd worden.

    Last Picture Show - Peter Bogdanovich

    Bogdanovich was toen 31. Zijn ouders waren in 1939 uit Midden Europa gevlucht naar New York. Bogdanovich had van huis uit een neus voor kwaliteit . Zijn vader was schilder en pianist, zijn moeder kwam uit een welgestelde Oostenrijkse familie. Toen Peter Bogdaninovich zestien was koos hij de toneelschool van Stella Adler. Daar hebben grote acteurs als Marlon Brondo en later Harvey Keitel, Robert De Niro en Benicio del Toro gestudeerd. Adler kwam uit de school van Stanislavski maar verwierp de dogmatische kanten van de ‘method’; de emotionele invulling van je personage moest je niét uit je eigen ervaringen halen, maar door geconcentreerd in de toneel- of filmtekst, in de psychologie van je personage en in de hele context te duiken. Bogdanovich leerde bij haar acteren en regisseren. Na zijn tijd bij Adler ging hij filmprogramma’s in het Museum of Modern Art (MoMA) presenteren. Hitchcock, Orson Welles , Howard Hawks, grootheden ui de film. Ook schreef hij filmkritieken voor Esquire.

    In 1966 verhuisde met zijn gezin hij naar Los Angeles om zelf films te gaan maken. Hij had talent voor toeval. Hij kreeg via low budget filmmaker Roger Corman – die ook filmmakers als Scorsese, Coppola, De Palma en Demme op weg geholpen had de kans zelf films te gaan maken.

    Voor zijn eerste film ‘Targets’ (1968) koos Bogdanovich, in navolging van de door hem zeer bewonderde Orson Welles een lenzensysteem dat ‘deep-focus’ -grote scherptediepte- mogelijk maakt. Het resultaat is enerzijds een documentair aandoend beeld voor – en achtergrond zijn scherp, maar het laat doordat je met camerabeweging meer kan laten zien ook langere shots toe die het zelfde laten zien als anders met verschillende shots. Dat soort realisme in beeld wilde hij ook in ‘The Last Picture Show’ ook gebruikt hij veel deep focus beelden, maar hier kiest hij heel doelbewust voor zwart-wit.

    Last Picture Show - Peter Bogdanovich

    De film had groot succes en voelt 46 jaar na 1971 nog steeds verbluffend fris aan. De film is een indrukwekkende onsentimentele en scherpe weergave van kleinsteeds Amerika zoals Bogdanovich en cameraman Robert Surtees dat in 1970, in een tijd van diepgaande maatschappelijke veranderingen, verfilmden.

    ‘The Last Picture Show ’ draait op zaterdag 28 december om 14.30, éénmalig in de Centrale Bibliotheek op de vierde verdieping als opening van de gelijknamige reeks ‘The Last Picture Show’. Toegang is gratis. De film wordt om 14.00 uur ingeleid door de schrijver van dit stukje.

    Reageren uitgeschakeld

    recensie ‘24 City’: de werkelijkheid als fictie – Jia Zhangke (2008)

    oktober 15th, 2016

    banner 24 city

    24 City’: de werkelijkheid als fictie

    De film  ‘24 city’ van Jia Zhangke uit 2008 is een surreëel sprookje over de immense veranderingen die China en zijn inwoners ondergaan. Zo op het oog een uitgewogen maar fascinerende documentaire over een voormalig militaire fabriek in Chengdu, die plaats moet maken voor ‘24 City’: een megacomplex van luxe torenappartementen.

    De film draaide in 2008 in de competitie van het filmfestival in Cannes. Om de film in China uit te brengen moest de filmer eerst met de censuur onderhandelen. Ongeveer twee minuten moeten eruit,  waaronder merkwaardig genoeg in communistisch China, een stuk uitvoering van de Internationale.

    Tien jaar eerder, nog op de filmschool in Beijing, maakte Jia Zhangke de speelfilm ‘Pickpocket/ Xiao Wu’. De film ging over een zakkenroller die te lang was blijven hangen in een weinig rooskleurig milieu. De hoofdrol werd gespeeld door klasgenoot en latere vaste Jia Zhangke acteur, Hongwei Wan. De titel en het onderwerp waren een hommage de grote Franse filmer Robert Bresson. De film bevat iconische passages en won internationaal enkele prijzen. Jia Zhangke werd vanwege de film door de Chinese filmautoriteiten op de zwarte lijst gezet. Dat betekende dat hij geen films mocht maken, geen filmmateriaal mocht huren en geen films mocht laten ontwikkelen.

    De film ‘Pickpocket’ speelde in de mijnwerkersprovincie Shanxi, ver weg van de censuur in Beijing.  Geholpen door het buitenlandse succes laat Zhangke zich niet stoppen. Deels met dezelfde crew en acteurs als van ‘Pickpocket’ ging Jia Zhangke naar zijn geboortestad Fenyang in Shanxi. Onder het mom van het maken van een commercial werkte hij aan de coming-of-age film ‘Platform’ over een groep jonge theatermakers. Nadat  de film opgenomen was, werd hij door producent Chow Keung in het geheim naar Hong Kong gebracht om daar ontwikkeld en gemonteerd te worden. ‘Platform’ ging evenals ‘Pickpocket’ in het buitenland in première en kreeg meerdere prijzen. De films waren alleen buiten China te zien, evenals ‘’Unknown Pleasures’ de opvolger die Jia Zhangke in 2002 maakt.

    24 city’ van Jia Zhangke

    Gele aarde

    Twee beroemde voorlopers van Jia Zhangke zijn de aanvankelijk zeer door hem bewonderde grootmeesters Chen Kaige en Zhang Yimou. In vroege films lieten ze China zien als een land dat leed onder een feodaal systeem en later de Japanse bezetting. Hun latere films zoals  ‘The Emperor and the Assassin’ (Kaige 1998) en ‘House of the Flying daggers’ (Yimou, 2004) tonen China zien als een fantastisch en gewelddadig sprookje.

    Begin jaren negentig studeerde Jia Zhangke schilderen aan de academie van Taiyuan, hoofdstad van Shanxi. Daarnaast schreef hij aan een roman. In die tijd zag hij voor het eerst de film ‘Gele Aarde’ van Chen Kaige uit 1984. De film speelt in 1940 in de provincie Shanxi en  gaat over een jonge Maoist die boerenliederen moet optekenen om te zien of ze gebruikt kunnen worden voor de revolutie. Maar het was niet het plot waar de jonge kunststudent van onder de indruk was. Door ‘Gele Aarde’ zo vertelt Zhangke later, wil hij naar de filmschool. De film leerde hem dat cinema op een heel specifieke unieke wijze over een bepaalde omgeving kan vertellen.

    Na enkele malen afgewezen te zijn voor de Filmacademie in Beijing, slaagde JIa Zhangke erin via de achterdeur, als toehoorder, te worden toegelaten. Nog als student maakte hij dus in 1997 de film de hem op de zwarte lijst van de filmautoriteiten deed belanden, wat hem er niet van weerhield verder films te maken.

    In 2003 versoepelde de Chinese autoriteiten hun beleid. Nog steeds moesten filmmakers vooraf een samenvatting overleggen en werden hun films achteraf gecensureerd, maar filmers als Jia Zhangke mochten vervolgens weer officieel films in China maken en het vertoningsbeleid werd versoepeld.

    Terugblikkend over een intussen aanzienlijke rij speelfilms en documentaires, waarin zijn oog als schilder goed herkenbaar is, nemen de films ‘Still life’ (2006) en ’24 City’ (2008) een bijzondere plaats in. ‘Still Life’ speelt tegen de achtergrond van de bouw van de Drie klovendam in de rivier Yangtze Kiang, een project waarvoor een hele stad gesloopt moet worden en miljoenen mensen moeten verhuizen. Als in die omgeving een UFO voorbij komt of een gebouw als ruimteschip gelanceerd wordt, valt het nauwelijks op, zo legde de filmmaker in een gesprek over de film uit: de snel veranderende werkelijkheid in dit China lijkt alle andere zintuigelijke ervaring te overtreffen.

    ‘Still life’ viel in vruchtbare aarde. Het was de tweede film ooit uit de Volksrepubliek China die een Gouden Leeuw in Venetië won. De eerste was ‘Het Rode Korenveld’ van Zhang Yimou.

    24 City film still

    UFO’s

    Ook in ‘24 city’ de film die twee jaar na ‘Still Life’ uitkomt is de achtergrond en voor buitenstaanders bizarre geschiedenis. In Fabriek 420 worden onder geheimhouding reparaties aan straaljagers verricht – de fabriek gaat onder de naam van een gewone machinefabriek door het leven. Politieke commissarissen zien toe op discretie en volledige toewijding van de arbeiders. Dan verandert begin jaren tachtig de productie volledig, de fabriek wordt geprivatiseerd en gaat zich toeleggen op wasmachines en koelkasten. De werkers leven als altijd in nabij gelegen woonkazernes, tot de eigenaren en autoriteiten besluiten dat de fabrieksgebouwen het veld moeten ruimen voor ’24 city’’ een kolossaal appartementen complex.

    De film die Jia Zhangke hierover maakt, legt anders dan ‘Still Life’ veel meer de nadruk op mensen en wat ze te vertellen hebben over zichzelf en hun geschiedenis met de fabriek. Doorsneden met dichtregels van Yeats en picturale observaties. Hoe goed vaste Zhangke-cameraman Yu Lik Wai (1966) is, zie je als een voormalig fabrieksarbeider, Xihun, een oud collega opzoekt, die dement is. Feilloos registreert de camera van Yu Lik Wai de emotie van beiden.

    Jia Zhangke gebruikt in zijn film , naast interviews – vijf échte  en vier met acteurs geënsceneerde- ook portretten van mensen en fabrieksinterieurs. Die opgelegde mix van echt en geënsceneerd geeft de film mede spanning, een soort ambivalente spanning die je doet nadenken over wat film, -beeld, geluid, verhaal – kan zijn. Soms is dat volslagen fictie en volslagen werkelijkheid binnen één enkele  shot of scene, of zoals op filmscholen altijd ter sprake komt: elke speelfilm is de documentaire van zijn eigen opnamen.

    Jia Zhangke zelf ziet documentair en fictief materiaal als aanvulling van elkaar. Met fictie kan je dingen zeggen die in documentaire niet zichtbaar zijn en vice versa. Het gaat hem om het creëren van een atmosfeer die recht doet aan een waar verhaal.

    Dat hij niet aangeeft in welke delen het om fictie en in welke het om documentaire gaat, kan alleen een probleem zijn als men gelooft dat documentaire per definitie een hogere aanspraak op de werkelijkheid zou hebben dan fictie. Wie daar wat bedachtzamer tegenaan kijkt zal vermoedelijk net als Zhangke tot de conclusie komen dat zowel speelfilm als documentaire in hun vermogen om uitspraken te doen over de werkelijkheid van geval tot geval bekeken moeten worden.

    Intussen lijkt Jia steeds meer het grotere publiek op te zoeken, ‘24’ city was een stap in die richting evenals zijn laatste twee speelfilms, ‘Touch of Sin’ uit 2013 en ‘Mountains may depart’ (2015). Het zal erom spannen of het Jia Zhangke daarbij zal lukken, een kritische artistieke luis in de pels van het nog steeds allesdoordringend systeem te blijven.

    ’24 City’ van Jia Zhangke draait op zaterdag 15 oktober om 14 uur éénmalig in de Centrale Bibliotheek op de vierde verdieping. Entree is gratis. De film wordt ingeleid door Ronald Glasbergen.

    Reageren uitgeschakeld

    recensie ‘Jagten’ – Thomas Vinterberg (2012)

    augustus 19th, 2016

    recensie ‘Jagten’ - Thomas Vinterberg

    Stel je wordt verdacht van kindermisbruik. Stel je wordt daardoor de paria van de gemeenschap. Je komt tijdens een jachtpartij voor de loop van het geweer van één van de ouders van de kinderen die aan je toevertrouwd waren. Een ‘ongeluk’ ligt dan in een klein hoekje. Premissen die in de handen van een goed filmteam waaronder regisseur/scriptschrijver Thomas Vinterberg en acteur Mads Mikkelsen leiden tot een imponerende film als ‘Jagten’.

    Thomas Vinterberg maakte in 1998 de veelgeprezen speelfilm ‘Festen’, over een feestelijke familiereünie die dankzij een opborrelend duister verleden uitloopt op een uiterst pijnlijk drama. Het was gelijk de eerste Dogme-film. Het nut van die filmbeweging was onder meer dat ze met haar regels en taalgebruik, bezinning op de kunstmatigheid en oppervlakkigheid van de commerciële filmindustrie bracht. Het hoogtepunt van Dogme lag tussen 1998 en 2002 en bracht intussen een aantal van de interessantste Scandinavische filmers en films voort waaronder Lars von Trier’s ‘Idioterne’ uit 1998 en de genoemde ‘Festen’. Vergeten wordt wel eens dat de oprichters van de Deense ‘Dogme naast rebellen tegen de commercie -moord of spectaculaire visuele effecten waren taboe- ook uitstekende verhalenvertellers zijn. Denk behalve aan het bovengenoemde ‘Festen’ en Von Trier’s ‘Idioterne’ aan niet-Dogme-films als Submarino (Vinterberg 2010) “Breaking the Waves’ (Von Trier, 1996), ‘Antichrist’ (Von Trier, 2009) en in ‘Jagten’(2012). De laatste opgenomen met de Arri Alexa Plus, een digitale camera iets wat bij een Dogme-film ondenkbaar was.

    recensie ‘Jagten’ - Thomas Vinterberg

    In ‘Jagten’ gaat het over Lucas (Mads Mikkelsen), die bij gebrek aan een andere baan in de buurt, kleuterleider is geworden. Lucas is gescheiden en blijft in het dorp wonen om in de buurt van zijn jonge zoon Marcus (Lasse Fogelstrøm) te kunnen zijn. Hij is goed geïntegreerd in het dorp en is samen met boezemvriend Theo (Thomas Bo Larson) en een groep leeftijdgenoten een enthousiast jager. Het is herfst en het jachtseizoen is geopend. Hij lijdt eronder dat hij zijn zoon maar een enkele dagen per maand mag zien. Dat verandert als zijn zoon te kennen heeft gegeven dat hij liever bij zijn vader wil wonen. Maar onder dit gebruikelijk alledaags drama tikt een tijdbom. Een pupilletje van Lucas, het kleine enigszins autistische meisje Klara (Annika Wedderkopp, heeft een ontuchtige fantasie over hem bedacht en vertelt die door aan Grethe (Susse Wold) het schoolhoofd.
    ‘We hebben aanleiding om te geloven dat de kinderen zijn blootgesteld aan ongepast gedrag’, zo maakt zij de verdenking bekend op een ouderavond. Genoeg om elke ouder geholpen door mediaberichtgeving van heinde en ver, meer dan een onrustige nacht te bezorgen. Het duurt dan niet lang tot de inmiddels met verlof gestuurde Lucas, schuldig of niet , het centrum wordt van een heksenjacht. Die raakt hem, ook in het hart van zijn privéleven als zoon Marcus hem s nachts belt met de boodschap dat hij wegens de geruchten niet meer met Lucas om mag gaan. Dat is het begin. Lucas komt in een stroomversnelling van verachting terecht. Vrijwel iedereen, ook zijn beste vriend Theo, is overtuigd van zijn schuld. Zijn gemeenschap spuwt hem uit. En juist als er tegen het onvermijdelijke einde hoop op eerherstel gloort blijkt de jacht niet gesloten te zijn.
    Geen vrolijke film derhalve.
    Daar staat tegenover dat een goed kunstwerk, hoe tragisch ook, vrijwel altijd balsem voor de ziel is. Mikkelsen won met deze film in Cannes de prijs voor beste acteur mee. Aanrader dus.

    ‘Jagten’ van Thomas Vinterberg is zaterdag 20 augustus om 23.05 uur te zien op de televisiezender NPO2.
    Ook ‘Festen’ (Vinterberg, 1998) circuleert momenteel in het TV circuit.

    recensie ‘Jagten’ - Thomas Vinterberg

    Reageren uitgeschakeld

    Poetry 2016 Een bad van talen

    juni 9th, 2016

    ­Poetry 2016Poetry 2016  Een bad van talen

    English summary: Opening evening of Poetry International last Tuesday the 6th of June was real feast of language. The level of presentation from eighteen international poets was at a very high level. Prosaic poetry leaning toward the epic won the evening. All poems are free to see on the website which also has a life-stream of the festival.

    Een jaar is zo voorbij als je niet veel naar poëzie luistert. Maar deze Poetry International  -het grote jaarlijkse  Rotterdamse dichtersfestival-  dat dinsdag 7 juni aanvang nam, kent een minstens zo meeslepende opening als het festival van vorig jaar.

    Het begint met de stem en beelden van een geweldenaar uit het verleden: Een film van een optreden van de grote Amerikaanse Beat Poet Allen Ginsberg.  Het Mondriaan Kwartet strijkt er deze openingsavond haarzuivere snaarmuziek bij. Ginsberg zingt er het gedicht ‘On Jessore Road’ bij dat hij baseerde op een bezoek in 1970 of 1971 aan kampen van ontheemden in wat later Bangla Desh zou worden. Ginsberg is wat hij is, een beat-generation dichter – How many loves who never get bread? – zingt hij bijna een halve eeuw geleden,  maar dit gedicht zou zo over de huidige nederzettingen van gevluchten in de bergen van Oost-Libanon, Jemen of in Centraal Afrika kunnen zijn.

    Een woord kan niet vies of vuil zijn, kan niet schuldig zijn, zegt directeur Bas Kwakman van het dichters festival even later ‘waar het voor staat wel’. Daar gaat het thema ‘Newspeak’ van dit festival dan ook over.  Newspeak’ komt  uit George Orwell’s dystopische roman ’1984′. Alle taal wordt geframed en, om maar eens dicht bij de geschiedenis van Rotterdam te blijven, zodoende onteigend, door alomtegenwoordige grootverbruikers van woorden in media en politiek. ‘Ideologie kaapt de taal’  Kan poëzie dat gebied, de woorden, de zinnen, weer vrijmaken om er nieuwe betekenissen aan te hechten? Een zware last voor de beoefenaren van de dichtkunst, zo lijkt het. Met een citaat  uit een gedicht  van de Rus Andrej Sen-Senkov fast-forward de directeur vervolgens naar het gedicht: ‘Oversteken van een grenstrook ter lengte van de ziekte van Alzheimer’ dat we later op de avond zullen horen:

    als in het binnenste van mijn bevriezend soldaatjede laatste warme

    letter knispert

    Tragiek zonder taal, bestaat het? Zo lijkt de dichter te vragen. Maar de schoonheid van de beeldspraak stemt optimistisch.

    Woordkracht

    Vrijwel elk gedicht, er trekken er deze avond, van de achttien dichters zo’n dertig voorbij, heeft zijn eigen onmiskenbare woordkracht. Het zijn opvallend vaak prozagedichten, soms als sportveld  van woorden en gevoelens waarvan de spelregels nog ontdekt moeten worden, zoals bij de Australische Ann Vickery – Typographical err Or makes me live you more- luidt de openingsregel van het gedicht ‘UN4SEEN FXS’ ,  dat zij voordracht,  opvallend vaak ook -voor zover dat kan met middellange gedichten- gedichten die het gewone ongewone leven vertellen als epos,  zoals bij de dichters, Jeet Thayil uit India, de Marokkaan Abdel-ilah Salhi en bij de Chileense geweldenaar Raúl Zurita.

    Die laatste ontroert terecht menigeen in het geharde Rotterdamse publiek tot tranen. Misschien wel de grootse levende Zuid Amerikaanse dichter zoals Poetry hem noemt.

    In voldragen en zeer helder gearticuleerd Arabisch draagt Abdel-ilah Salhi een gedicht met een hilarisch aandoende titel voor:  ‘Rennen in de tegenovergestelde richting van bier’.  De inhoud is ernstiger en gaat over een bruiloftsfeest vol Oem Koeltoem, bier en vooral luchtledigheid.  De Engelstalige  Indier Jeet Thayil spreekt in zijn gedicht ‘SPIRITUS MUNDI’ over de steden waar hij woont en gewoond heeft . Van straten waar de dood als saffraangele riksja reed tot aan de lage huizen aan de Atlantische kust waar hij nu leeft. Stem als een klok. Daarin is hij niet de enige. De kwaliteit van voordracht is hoog, over de hele linie. Die van de gedichten ook. Wat helpt is dat de vertaling, in goed gesneden strofen en heldere lay-out parallel aan de voordracht, achter de dichters geprojecteerd wordt.

    Tussendoor zet de groep ‘Rooie Waas’ zijn beste beentje voor. Elektronisch versterkte taalstrijd waar het woord ‘raar’  (Engelse vertaling ‘’Weird’) op de korrel wordt genomen en wordt een snelle Canadese ‘woordfilm’ die de geest van de Amerikaanse tekenaar Steinberg ademt, getoond.

    In de weg lopen

    Na Ginsberg is de eerste levende dichter op het podium de Belgische dichter Ruth Lanters die zich in haar gedicht ‘Zaal’ direct tot de nokvolle Grote Zaal van Schouwburg lijkt te wenden. Het gaat over de stoelen van zo’n zaal:

    ‘één stoel voor elk ding dat ik jouw niet zeg’.

    Het voelt als een ijzersterk beeld voor al die flarden gedachten en gevoelens die in de hoofden van al die honderden toeschouwers kunnen rondspoken.

    Na haar volgt van de Sloveense Barbara Pogačnik met het gedicht ‘Selitev’/'Verhuizingen’: ‘met blote ogen staan we in het midden van alle kamers’, luidt een citaat en is het toeval?  Een  gedicht van de direct volgende dichter Louis Chaves uit Costa Rica gaat opnieuw over verhuizingen. Nu heetten de verhuizingen in het Spaans: ‘Mudanzas’ er klinkt een echo van Gerrit Achterberg’s ‘de ballade van de gasfitter’ in door als in het gedicht een metselaar een muur open hakt om een lek in de waterleiding te vinden. Verder is het een gedicht uit een andere wereld letterlijk en figuurlijk.

    Van de gedrevenheid, die we gelijk al aan het begin bij Ginsberg zagen, is veel te vinden deze openingsavond waar alle dichters van het festival acte de présence geven en waaruit bovengenoemde dichters zo maar een greep zijn. Want niet minder boeiden  Aase Berg,  Anneke Brassinga, Esther Kinsky, Laura Accerboni, Lisa Robertson, Luis Chaves, Maarten van der Graaff, Răzvan Ţupa, Ruth Lasters, Sergio Raimondi, Sinéad Morrissey, Sonja vom Brocke de aandacht vast. De lat ligt hoog, er is er nauwelijks één die niet de moeite waard is.  Goede voordrachtskunst gemeten over de hele troupe. Dat belooft wat voor dit festival.

    En het opnieuw bevrijden van de taal uit de klauwen van de massamedia, politiek en de honderdduizend communicatieadviseurs waar de festival directeur over sprak? Dat relativeerde hij door erop te wijzen dat als er revolutie is, er barricades opgeworpen worden, de dichters vooral in de weg lopen. En wellicht, zo voegt hij er aan toe, moeten ze dat wel blijven doen.

    Na afloop loopt een oudere Rotterdamse dichter het gebouw uit. Hij had genoten al was de woordenvloed wel groot. ‘Je houdt het niet vast,  hè’.  Hij trekt de nacht in. Een stuk verder staat hij stil. Hij  lijkt te aarzelen alsof hij plotseling iets kwijt is. Hij staat  midden op de weg,  fietsers ontwijken hem.

    De 47e editie van Poetry International Festival Rotterdam loopt van 7 tot 11 juni 2016. Na de opening in de Schouwburg is de hoofdlocatie het Ro Theater aan de William Boothlaan (bij de Witte de Withstraat). Alle info én alle gedichten zijn te vinden op de website van Poetry.

    Reageren uitgeschakeld