Recensie ‘Vessel’ (Connor Schumacher en Joris van Oosterwijk)

Recensie Review 'Vessel' van Connor Schumacher

Gezien: donderdag 14 maart
Plaats: Rotterdamse Schouwburg

In een onverduisterde Krijn Boon studio – de zaal waarin De Rotterdamse Schouwburg deze avond gelegenheid biedt aan jong talent zich te laten zien – is het aanvankelijk een slome start. Je vraagt je onwillekeurig af of de performance eigenlijk al begonnen is. De TL verlichting is nog aan en er schuifelt een jonge man in een groen houthakkersshirt over een rommelige vloer, omgeven door lege vazen van allerlei formaat. Hij bouwt in alle rust een torentje van stenen waarin hij een staafje wierook aansteekt en tergend langzaam schikt hij wat bloemen in een vaas. Vervolgens sleept hij over de vloer met een groen kleedje. Juist op het moment dat je denkt: ‘Nou wordt dit nog wat?’ klinkt er een oproep tot gebed die ons meevoert naar het midden van een onmiskenbaar Amerikaanse religieuze sekte. Op de eerste rij staat er vanuit het publiek een man op. Hij beweegt eerst rustig, maar al snel lijkt hij geheel in trance te raken en met steeds hokkeriger en stoteriger bewegingen gaat hij totaal op in het moment. Als de opzwepende klanken van het gebed stilvallen, stort de eenzame danser uitgeput ter aarde. Zijn vriend, de man in het groene houthakkersshirt, helpt hem overeind. Even is daar de illusie van de troost van vriendschap, omgeven door heuse golven van rook uit een dampende machine die – als teken van verbondenheid – ook over ons, het publiek, heen gaan.

Er wordt een tunnel van laserlicht opgetrokken waarbinnen veiligheid en vriendschap even lijken te kunnen bestaan, met God op de achtergrond die het geheel nog eens overziet als een goede vader. Aan dit gevoel komt abrupt een einde wanneer de danser door zijn vriend wordt ‘verraden’ ; deze schuift hem een metershoge zilverkleurige cilinder over het lichaam waarmee onze danser blind over de vloer waggelt, als een rondslingerend projectiel. Even tracht hij nog dapper mee te zingen met het weer aanzwellende gebed, maar wanneer de microfoon van onder de enorme trechter uit zijn handen valt, is hij veroordeeld tot absolute eenzaamheid. Pas wanneer zijn ‘vriend’ hem vele minuten later weer bevrijdt uit zijn cocon, kan hij weer zien. Hij is versuft en oogt mat. Om toch een laatste daad te stellen, besluit hij Kunstenaar te worden. Als God hem niet kan redden en het gevoel van verbondenheid met de medemens slechts bij oncontroleerbare vlagen kan bestaan, rest hem alleen nog de Kunst. Wij zijn er getuige van hoe de uitgebluste en futloos ogende danser, onderuit gezakt in een fauteuil, weer inspiratie lijkt te krijgen. Zijn bewegingen worden steeds groter.

Voor hem doemt een groot zwart bad op van donkere natte verf die wordt uitgesmeerd over een groot doek. Hij aarzelt. Hij wil erin springen. Even lijkt hij te bang, maar op het moment dat hij zich realiseert dat hij verder niets meer heeft, laat hij zich gecontroleerd voorover vallen, zichzelf hierbij vereeuwigend op een zwart en wit doek. De Kunst is geboren, maar de Kunstenaar heeft er een hoge prijs voor moeten betalen. Na een intens moment van creatie zit hij weer onderuitgezakt in zijn fauteuil, ditmaal over zijn gehele lichaam bevlekt met zwarte verf. Hij lijkt wel een buitenaards wezen.
Terwijl de kunstenaar voor dood ligt, gaat de man in het houthakkersshirt (dat hij onderwijl heeft verwisseld voor een vrolijker kostuum) onvermoeibaar door met het schikken van nog meer bloemen in nog meer vazen rondom hem. Een vraag die zich na het zien van dit stuk opdringt, luidt : Wie is er beter aan toe? De onverstoorbare bloemschikker of de uitgebluste kunstenaar? In een wereld als de onze is chaos ons deel als wij niet duidelijk zelf zeggen wie wij zijn.

Email dit artikel naar een vriend Email dit artikel naar een vriend

About Eveline de Bruin