The Assassin – Hou Hsiao Hsien

The Assassin – Hou Hsiao Hsien

De film ‘The Assassin’ is een zeldzame vogel in het oeuvre van Hou Hsiao Hsien. De filmmaker die samen met Edward Yang de Taiwanese New Wave inhoud gaf en daarmee de harten van vele filmliefhebbers veroverde, maakte niet eerder een film waarin de Chinese vechtkunst een centrale rol speelt. ‘The Assassin’ is een martial arts film gemaakt door een moderne grootmeester over een zwaardvechtster (Qi Shu) in opdracht, binnen een cultuur waar loyaliteit absoluut is.

In haast alle films van Hou Hsiao Hsien staan het eiland Taiwan en haar uniek recente geschiedenis centraal. Na vijftig jaar Japanse bezetting van 1895 tot 1945 heeft de lokale bevolking, anders dan het Chinese vasteland, gemengde gevoelens over het gedwongen vertrek van de circa twee miljoen Japanse burgers in ’45. Er was niet alleen opluchting, de Japanners hadden moderniteit, zoals een uitgebreide infrastructuur gebracht. Ze verzuimden wel iets aan een eigen Taiwanese filmindustrie te doen, iets wat ze wel in het bezette Korea deden.

Mainland China werd na 1945 verder door oorlog verscheurd. Japan was verslagen maar nu was er burgeroorlog tussen Maoisten en de Nationalisten. Die laatsten waren door hun verbondenheid met de geallieerden als overwinnaars uit de strijd tegen Japan gekomen. Taiwan werd ‘voorlopig’ aan de nationalisten toebedeeld. De Maoisten wonnen en miljoenen Chinezen vluchtten van het vasteland naar het eiland Taiwan. In 1949 vestigden de Nationalisten onder Chiang Kai-shek zich op Taiwan. Hun idee was dat ze maar tijdelijk op het eiland zouden zijn: ze wilden geheel China terugveroveren. Het Westen steunde hen. Het Kwomintang regime van Taiwan was nog tot 1971 permanent (veto-) lid van de Veiligheidsraad. Toen werden ze in de VN weggestemd.

The Assassin – Hou Hsiao Hsien

Vanaf 1949 tot 1987 heerste op Taiwan de staat van beleg. Alle burgerlijke vrijheden waren ondergeschikt aan het krijgsrecht. In diezelfde periode industrialiseerde Taiwan snel en wist het door een slimme mix van beschermende maatregelen en exportbevordering ook de vruchten van de industrialisatie te plukken. Toen in de loop van de jaren tachtig door een langzame dooi van het militante regime de teugels van de culturele censuur langzaam gevierd werden konden ook de Taiwanese publiek en haar cinema daarvan de vruchten plukken. Het regime intussen kon –zowel met het oog op de export als op de geopolitiek- een beter imago goed gebruiken.

In 1987 wordt, na 38 jaar, de staat van beleg opgeheven. In de loop van het de jaren tachtig ontspande het regime al de filmcensuur. Zo konden Hou Hsiao Hsien (1947), zoon van leraar uit Shanghai die om gezondheidsredenen naar Taiwan was verhuisd en de eveneens in Shanghai geboren Edward Yang (1947-2007) begin jaren tachtig hun eerste speelfilms maken als deel van wat ‘The New Taiwanese Cinema’ zou gaan heten. Hou Hsiao Hsien kreeg zijn eerste kans om speelfilms te maken uit de hoek van de muziekindustrie, in zijn eerste drie films in de jaren tachtig spelen bekende popsterren een hoofdrol.

Het was een tijd dat Taiwan overstroomt werd door op eigen bodem gemaakte films, gemaakt naar het voorbeeld van kostuumopera’s, komedies en martial-arts films uit Hong Kong. Voor die tijd was de meeste film propaganda en exploitatiefilm in stond de filmproductie onder toezicht van de staatsgecontroleerde CMPC (Central Motion Picture Corporation). Dan verandert het beleid. De CMPC moet zichzelf bedruipen. Door de toegenomen welvaart neemt het bioscoopbezoek toe. Hogere opleidingen zorgen voor een andere smaak bij het publiek. In dat klimaat krijgen Yang en Hou Hsiao Hsien de kans. (Het was de in Amerika opgeleide Yang die Hou voor het eerst een film van Pasolini, late erfgenaam van het neo-realisme, liet zien.) Later zullen filmers als Tsai Ming-liang (1957) en Ang Lee (1954) volgen. Die laatste ging trouwens Hou al in 2000 voor met eveneens een film buiten de Taiwanese New Wave de wuxiafilm- ‘Crouching Tiger, Hidden Dragon’.

In 1989 kon Hou ‘Çity of Sadness’ maken. Een film die -wegens censuur en staat-van-beleg- tien jaar eerder op Taiwan ondenkbaar zou zijn geweest. ‘Çity of Sadness’ gaat over de bloedige onderdrukking van de militante autochtone oppositie tegen het nieuwe regime op 28 februari 1947, een datum in Taiwan bekend staat als het ‘2.28 Incident’. Daarbij vielen tussen de tien en mogelijk twintigduizend doden. De speelfilm ‘City of Sadness’ volgt een familie in een kleinere stad die betrokken is bij de toenmalige opstand tegen het regime rond dit traumatische moment in Taiwan’s recente geschiedenis.

Anders zijn Hou’s recentere films zoals ‘Millenium Mambo’ (2001), een melancholiek verhaal over het leven in de eigentijdse metropool Taipei of het onvolprezen drieluik ‘Three Times’ (2005) waarin hetzelfde liefdespaar drie perioden van de geschiedenis mede gestalte geeft. Filmmaker Barry Jenkins (‘Moonlight’) nam er een voorbeeld aan en sprak er zijn bewondering voor uit.

‘The Assassin’ uit 2015 moge voor Hou nieuw zijn qua onderwerp, gelukkig voor de liefhebbers van zijn cinema, is zijn stijl, zijn manier van de handeling in beeld brengen, dat niet. Hou tovert ver van zijn eiland Taiwan -een groot deel van de film is in midden China opgenomen- dezelfde sprookjesachtige landschappelijke tableaus tevoorschijn die we van hem kennen uit eerdere films. Taferelen die refereren aan de Chinese schilderkunst, aan het circulaire karakter van oosterse cultuur en in deze film voor het eerst ook aan een legendarische oudheid en aan de Chinese vechtkunst. Wie erg hard wil, kan er bovendien een metafoor voor de vroegere strijd tussen de Kwomintang en de Volksrepubliek in lezen.

‘In a time to live, a time to die’ uit 1985 vertelt Hou Hsiao Hsien het verhaal van zijn eigen jeugd op Taiwan. Zoals hij in veel films die hij maakte, direct of indirect over zijn eigen leven of in ieder geval over de geschiedenis en van de levens die hij en zijn scenaristen kennen, die van het platteland van Taiwan en de grote stad Taipei. Vaak speelt Japan ook een belangrijke rol. Hou Hsiao Hsien is een bewonderaar van de klassieke Japanse film van Kurosoawa, Misoguchi en vooral Jusujiro Ozu. Hou’s film ‘Cafe Lumiere’ is een nadrukkelijke hommage aan Ozu en doet her en der sterk denken Ozu’s ‘Tokyo Story’ (1953). De gebeurtenissen en details vóór de camera nemen grotendeels de rol van beweging van de camera over. In het beeld gebeurt alles met scherp oog voor detail, maar zonder al te veel close–ups.

The Assassin – Hou Hsiao Hsien

Dat en de precieze beschouwelijke kadrering waarmee Hou zijn landschappen observeert, leverde wonderschone beelden op, in zijn vroege films en in zijn latere, zijn laatste: de voor Hou a-typische martial arts film ‘The Assassin’ uit 2015. A-typisch of niet ‘The Assassin’ won wel de, zeker op Taiwan, felbegeerde onderscheiding ‘beste regisseur’ op het Filmfestival van Cannes.

‘The Assassin’ draait op zaterdag 27 Januari om 14.30, éénmalig in de Centrale Bibliotheek op de vierde verdieping als onderdeel van de korte reeks films ‘The Last Picture Show’. Toegang is gratis. De film wordt om 14.00 uur ingeleid door de schrijver van dit stukje.

Email dit artikel naar een vriend Email dit artikel naar een vriend

About Ronald Glasbergen