IFFR interview – Bero Beyer

IFFR interview Bero Beyer

Een interview met directeur Bero Beyer

Sinds midden 2015 is Bero Beyer directeur van International Film Festival Rotterdam (IFFR). Voordien was hij onder meer actief als producent van films als ‘Paradise Now’ en ‘Atlantic.’. Hij spreekt aanstekelijk en met gevoel voor retoriek over ‘zijn’ filmfestival. Is het festival nu echt vernieuwd en was dat nodig?

Eén van de eerste dingen die u zei als nieuwe directeur was: ‘de energie moet weer terug komen in het festival’. Wat bedoelde u daarmee?
Als er één ding in het DNA van het festival zit, dan is het wel het zichzelf heruitvinden, het kritisch op zichzelf zijn en om er als festival op uit te gaan om nieuwe manieren te onderzoeken om festival te zijn. Dat betekent tevens dat je soms je zelf moet veranderen. IFFR doet dat al sinds het bestaat. Daarom is zo nu en dan vernieuwing van de wacht goed [valt zichzelf in de rede] – het is in de film belangrijk dat er energie is. Als je zoals ik producent bent geweest, als je een film wilt maken en als je dan van het begin af aan weet hoeveel moeite dat kost, dan zou de helft van de mensen afhaken.
Dat werkt dus niet, je zou niks voor elkaar krijgen: je moet energie hebben om eraan te beginnen. Dat was denk ik de basis van het festival zoals Hubert Bals er indertijd aan begonnen is. En ja, het was de laatste jaren moeilijk, met bezuinigingen, je moet jezelf heruitvinden, als er gezondheidsproblemen zijn. Het was best een grote prestatie dat het festival overeind gebleven is en ik ben trots op de manier waarop dat destijds gebeurd is.
Maar ik ben ook blij dat ik de zaak met nieuwe energie kan oppakken. Dat mensen met nieuwe moed gaan werken vanuit het idee dat er iets heel bijzonders is, met die films die er voor ons toe doen. Er is iets heel sterks aan onze cinema. [zachtjes] ‘Let’s make it shine’.

Het festival vindt zichzelf opnieuw uit
Toen u begon, gaf u ook te kennen bescheiden te willen beginnen. Wat u vervolgens gedaan heeft , is het hele festival op zijn kop zetten.
Er is iets fascinerends aan dit festival. Als je iets ziet dat aardig is, iets belangrijk is, als je mogelijkheden ziet: neem ze dan en laat ze dan zo goed mogelijk uit de verf komen. En als er zaken zijn die je direct kan doen, doe ze dan ook gelijk.
Als je een film bekijkt, heb je er een mening over. Je houdt ervan om een bepaalde reden. Je ziet de kwaliteit ervan. Dat geldt voor het publiek, het is wat professionals hebben als ze recensies schrijven, het is waar programmeurs mee bezig zijn als ze films selecteren. Dat proces is het plezier ervan. Dus laten we dat plezier zo groot mogelijk maken.

Hoe ging u toen te werk?
In de eerste plaats was ik erop uit om van iedere film zijn kracht te laten zien. Iedere film is uniek. Als er een ding is, waar Rotterdam goed in is , is het om iedere film individueel zo goed mogelijk te vertonen. Dus alles wat dat zou verbeteren is goed. Dus zei ik: laten we in plaats van 14 verschillende secties er vier maken. Dan weet je als je naar een film uit de Bright Future-sectie, of naar eentje uit de sectie Deep Focus gaat relatief goed waar je uitgedaagd of verrijkt wordt. Dat helpt, dat maakt het helderder.
Een ander voorbeeld is onze Hivos Tiger Competitie met voorheen veertien, soms wel zestien geselecteerde films. Laten we die films die genomineerd zijn, écht aandacht geven. Hoe? We gaan nu een hele dag aan één bepaalde Tiger wijden, met een heel programma erom heen, waaronder een eigen talkshow. Ook zitten er nog maar acht films in de Tiger-competitie.

Een andere grote verandering is het prijzengeld. Er komt nu één Tigerprijs van 40.000 euro.
Het is goed dat er een grote prijs is, plus nog een speciale juryprijs van tienduizend. Maar ik spreek ook uit eigen ervaring, als iemand die zelf wel eens genomineerd geweest is [voor een Oscar met de film ‘Paradise Now’]. Als er een selecte groep genomineerd is, dan moet de prijs er echt toe doen. Als je een van de acht bent dan hoor je al bij een hoog niveau. Die prijs betekent iets. Maar je weet dat we ook nog een andere competitie hebben in Voices, de sectie die aan meer ervaren regisseurs gewijd is en waarin we nauw met distributeurs samenwerken. Dan is er nog de VPRO Big Screen Award met een publieksjury die zegt welke film volgend jaar in de bioscoop zou moeten komen en het jaar daarna op TV.

Filmers met een verhaal
Bero Beyer volgde ‘mediastudies’ op de Rotterdamse Kunstacademie en ging daarna films produceren. Bero Beyer daarover: Je moet er op uitgaan en het gedaan krijgen. Dat was de logische reden voor mij om films te gaan produceren. Want welke visie je dan ook hebt als regisseur of als kunstenaar, je zal het moeten maken en goed ook. En dat is wat ‘productie’ is.
Hij heeft als producent en soms als scenarioschrijver meegewerkt aan een aantal spannende Nederlandse coproducties.

IFFR interview Bero Beyer - Paradise Now


U sprak over Nederland als een kleine, ‘lieve’ enclave in een turbulente wereld. U kent die laatste uit eigen ervaring want u schreef samen met Hany Abu Assad achtereenvolgens de scripts voor ‘Ford Transit’ (Abu Assad, 2003) en voor ‘Paradise Now’ (Abu Assad, 2005) en u was ook coproducent.

We maakten een film in Nabloes [de Palestijnse Westbank] over zelfmoord-bommenleggers. Op de plaats waar ook het filmverhaal speelde. De hele crew moest vaak van de andere kant komen. Voorbij de Israëlische checkpoints die haast elke dag weer, vanwege incidenten, in het nieuws waren. Soms moeten we om tanks heen rijden, omdat er acties van het Israëlische leger waren.
Een dergelijke situatie verandert alles. Je kan daar niet zeggen: het spijt ons, het is te gevaarlijk. We filmden een fictieverhaal over de werkelijkheid aldaar. Wat het bijzonder maakt is dat de realiteit van die plek zo in de cinematografie kroop en dat die ook zo zichtbaar is geworden in de film.
Als je iets uit het hart maakt en je bent vervolgens in staat om genoeg creatief talent bij elkaar te krijgen om iets te maken dat de moeite waar is, dan zullen mensen aan boord komen. De film begon trouwens hier in Rotterdam, op Cinemart [onderdeel van IFFR] waar we het project presenteerden. Hier vonden we onze eerste productiepartners. Dat is het belangrijkste deel, want als je dan een goed idee hebt zullen mensen samen met je het project willen verwezenlijken.

Als we spreken over het goede leven in Holland, niet voor iedereen maar voor de meeste mensen, moet ik ook denken aan ’Qissa’ (Singh, 2013) de film die u als coproducent opnam in de Punjab in India. Was u daar aanwezig.
Ja natuurlijk, ik was een kleinere co-producent maar ik was er. Ik was bezig met een andere film en was geïntrigeerd door het verhaal van deze film in het bijzonder. Een verhaal dat in beginsel over vrouwenrechten gaat. Nog steeds heel fundamenteel verhaal.
Mijn werk was en is nog steeds: filmmakers vinden die een echt verhaal te vertellen hebben plus het vermogen om het verhaal ook goed te vertellen. En die zelf deel zijn van het verhaal omdat ze van die specifieke plek komen of omdat ze iets bijzonders hebben helpt daarbij.
U voelde zich heel betrokken bij ‘Qissa’.
Ik ben erg betrokken bij elke film. Het ontwikkelen van een film duurt vele jaren om het goed te doen. Dat was ook zo bij ‘Atlantic.’ (Jan Willem Ewijk, 2015).. Die film heeft de ambitie om een verhaal op een andere manier te vertellen, ofschoon het een heel actueel, specifiek verhaal is wordt dat vertelt op een poëtische en filmische manier.
De laatste jaren werkte ik bij het Nederlands Filmfonds. Ik was zo in staat om heel veel scripts te lezen – een geweldige baan. De uitslag was dan of dat je het een geweldige film vond en dat er geld naartoe kon gaan of dat we zeiden dat het script nog meer werk nodig had.
Kan je in het script lezen of het een goede film zal worden?
Het is erg moeilijk om een film te maken. Om een goede film te maken is nog veel moeilijker. Om een goede film te maken die ook nog door veel mensen gezien wordt is een klein wonder. Rotterdam maakt deel uit van dat kleine wonder.

Laten zien wat bestaat

Het hele landschap van de film is volkomen anders dan – laten we zeggen – 45 jaar geleden. De hoeveelheid films die geproduceerd wordt en de soorten films zijn compleet verschillend. Er zijn een paar heel grote films [‘tentpole movies’] die voor een groot deel van de bioscoopinkomsten zorgen en er is een enorm aantal films van een ander niveau, bijna een overproductie. De hoeveelheid mensen die wij nodig hebben in de voorhoede van de selectie, soms zelfs voordat ze gemaakt zijn – dat is heel veel werk.
Het cureren, het zeggen dit is goed om die en die reden is belangrijk. Als er zoveel films gemaakt worden die allemaal aandacht willen hebben wordt het des te belangrijker welke wij kiezen, hoe we ze presenteren en waarom men volgens ons die films moet zien.
Om een voorbeeld te geven. Buiten competitie heb je de debuutfilms in onze Bright Future-sectie. Die films hoeven niet ieders smaak te zijn maar ze zijn geselecteerd omdat wij vinden dat die film en filmmaker bijzonder zijn, kwaliteit hebben. Er is een Mexicaanse film bijvoorbeeld [‘La calle di Amargura’] die mind-blowing is. Die ook nog bijzonder is omdat je die misschien nergens anders zal kunnen zien en misschien ook nooit meer zal zien. Die een uitnodiging is om uitgedaagd te worden en echt iets te beleven.

IFFR Interview Bero Beyer - La Calle di Amagura

De films komen uit exotische plaatsen tot uit het Pacific eiland Vanatu aan toe.

Cinema biedt met haar eigen specifieke geluiden soms vensters op compleet andere werelden, die je overhalen, die je raken. Die soms beangstigen, die kunnen schokken. Maar ze laat zien wat bestaat. Film heeft dat vermogen. Of het nu ‘Tenemos la Carna’ is [Emiliano Rocha Minter], een ongelofelijke film, of ‘Oscuro Animal’ [Felipe Guerrero], in de Tiger competitie of van waar dan ook dat is de kracht van film.
Een ander voorbeeld is de op het festival van Venetië prijswinnende film ‘As I open my eyes’ [Leyla Bouzid, Tunesië]. Het is een eenvoudig verhaal van een meisje dat ‘s-avonds in een rockband speelt en een moeder heeft die wil dat ze ‘s-avonds thuis is. Dan ontstaat er achterdocht omdat de politie geïnfiltreerd zou zijn vanwege politiek onwelgevallige teksten van de band.
Alles speelt aan de vooravond van de Arabische lente in Tunesië. Films waarin ogenschijnlijk niets gebeurd kunnen een grote impact hebben. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de film ‘Heart of a dog’ van Laurie Anderson. Die gaat over haar hond. Je zou denken dat het volkomen oppervlakkig is, maar ze vindt een eclectische, essayistische manier die politiek relevant is en die ons diep raakt.

Het chaotische filmgen
Hany Abu Asad’s nieuwe film ‘The Idol’ werd gepitched als ‘Slumdog Millionaire in Gaza’ . De film is gebaseerd op een waar verhaal over de ontzettend populaire Arabische variant van Idols. Op een dag doet een jongen uit Gaza mee. Hij moet door smokkeltunnels om naar de show in Egypte te kunnen. Vervolgens wint hij [waar gebeurd].
De film geeft een stem aan een bevolking en een landstreek die steeds met allerlei ellende de headlines haalt, maar nu eens wat vreugde laat horen. Dat zie je in het verhaal, je ziet wat Palestina is. De film is grappig, rauw en dramatisch. Hard maar prachtig.
Tv wordt steeds belangrijker
We hebben tv-series uit Latijns Amerika, Oostenrijk, Japan, Scandinavië, de VS en België. Overal waar artistieke ruimte is zullen getalenteerde mensen daarheen gaan en die ruimte gebruiken. En als er toevallig veel artistieke ruimte is op een bepaalde plek, dan gebruiken filmmakers die ruimte. We laten dat zien in een pilot voor een tv-serie, een speelfilm die gebruikt is voor een pilot. En soms is er een marathon viewing (‘binge-watching’) van een hele serie. We laten dat zien vanuit het perspectief van de overlapping van cinema en tv.
Je zou kunnen zeggen dat filmmaker Miguel Gomez die lid is van de Tiger-jury met zijn film ‘Arabian Nights‘ een soort episodische structuur gebruikt. Het zijn drie films maar we zien het als een geheel. Het DNA van dat soort film zit in ‘onze’ filmmakers maar ook in het IFFR.

Wat is dat DNA?
Ik denk dat het een onderzoekend naïef, idealistisch, masochistisch en chaotisch gen is. Je moet lichtelijk gek zijn en bereid zijn om buiten het gewone te stappen om films te willen maken.

Hoe zal het festival er over vier jaar uitzien?
We staan op een kruispunt, ieder jaar maar nu in het bijzonder. We kunnen de makkelijke weg gaan en gewoon doorprogrammeren en iedereen is blij of we kunnen doorgaan met licht anarchistisch te zijn, weg van de gebaande paden, op zoek naar talent en meer risico nemend in onze benadering en tegelijk investeren in filmmakers waarvan we geloven dat ze getalenteerd zijn, die apart staan van een oceaan van middelmatigheid. Ik ga die route. Ik wil die cinema die ons in verwarring brengt, die onze levens verrijkt met dingen die we niet eerder gezien hebben.

IFFR Interview Bero Beyer - Oscuro Animal

Email dit artikel naar een vriend Email dit artikel naar een vriend

About Ronald Glasbergen